The was I was Taught in Dutch

The way I was taught by Guruji translated into English

Hoe het mij aangeleerd werd;
Ashtanga Yoga zoals het toen was
(om een lang verhaal kort te maken)

Translation by TEUNE VAN DER WILDT From Aharona Susan Shackman TExt

Wat nu volgt is de wijze waarop Guruji mij, Nancy Gilgoff, de Primaire (Eerste) en Halfgevorderde (Tweede) reeksen van Ashtanga Yoga aanleerde tijdens mijn eerste reis naar Mysuru (Mysore), in 1973. Tijdens die trip verbleven David Williams en ik er vier maanden en we kregen toen twee lessen per dag (uitgezonderd zaterdagen en de dagen van de volle en nieuwe maan).

In m’n eerste les werd me geleerd om vijf rondes van Sūryanamaskāra A te doen, en de drie eindposes—Yoga Mudrāsana, Padmāsana en Tolāsana. De tweede les – later op dezelfde dag – bestond uit vijf rondes Sūryanamaskāra A, vijf rondes Sūryanamaskāra B en de drie eindposes.

In de daaropvolgende les gaf Guruji me de instructie om slechts drie rondes van elk (Sūryanamaskāra A en B) te doen, en om het zo te blijven doen in mijn beoefening. Hij begon telkens minstens twee poses per les toe te voegen, steeds met de drie slothoudingen aan het eind.

Guruji leerde me de staande poses tot en met Pārśvottānāsana, maar zonder Parivṛtta Trikoṇāsana noch Parivṛtta Pārśvakoṇāsana. Na Pārśvottānāsana liet hij me doorspringen naar Daṇḍāsana.

Bij de zittende poses kwam er een minimaal aantal vinyāsa’s aan te pas. Er waren geen vinyāsa’s tussen de twee zijdes. Daarenboven waren er geen vinyāsa’s tussen de variaties — dus Jānu Śīrśāsana A, B en C werden samen uitgegevoerd (rechter- en linkerzijde van A, rechter- en linkerzijde van B, rechter- en linkerzijde van C) en dan een vinyāsa voor Marīcāsana. Dan werden al de variaties van Marīcāsana — A, B, C en D — tesamen uitgevoerd zonder vinyāsa’s tussen de zijdes of de variaties. Vervolgens was er een vinyāsa voorafgaand aan drie herhalingen van Nāvāsana. Baddha Koṇāsana, Upaviṣṭha Koṇāsana en Supta Koṇāsana waren eveneens tesamen gegroepeerd zonder vinyāsa’s ertussen. Ubhaya Pādāṅguṣṭhāsana en Ūrdvha Mukha Paścimattanāsana werden ook tesamen uitgevoerd, zonder vinyāsa tussendoor. Ik werd geleerd om simpelweg de handpositie te veranderen na Ubhaya Pādāṅguṣṭhāsana en meteen over te gaan in Ūrdvha Mukha Paścimattanāsana.

In Kūrmāsana liet Guruji onze armen in lijn met de schouders opzij strekken (de armen waren dus in een rechte lijn), met de knieën nabij de schouders. Er was geen vinyāsa om verder te gaan naar Supta Kūrmāsana; we trokken eerst de voeten in, rondden de rug, bonden dan de handen achter de rug en kruisten vervolgens de enkels boven het hoofd (m.a.w. vooraan op de vloer, red.), met het hoofd ingetrokken.

Na Setu Bandhāsana gaf Guruji ons Utthita Hasta Pādāṅguṣṭhāsana en Ardha Baddha Padmottānāsana, maar dan wel om toegevoegd te worden aan de staande reeks, na Pārśvottānāsana. (Utkaṭāsana en Vīra Bhadrāsana zaten nog niet in de reeks toenertijd, noch Parivṛtta Trikoṇāsana en Parivṛtta Pārśvakoṇāsana. Deze werden in een latere periode toegevoegd.)

Eenmaal Utthita Hasta Pādāṅguṣṭhāsana en Ardha Baddha Padmottānāsana waren aangeleerd en in hun respectievelijke volgorde toegevoegd aan de reeks van staande poses, werd meteen begonnen met het aanleren van de Halfgevorderde Reeks (ook Tweede Reeks genoemd, red.). De halfgevorderde poses werden direct en aansluitend op de volledige Primaire Reeks uitgevoerd, met andere woorden Setu Bandhāsana werd meteen gevolgd door Pāśāsana. In feite had ik niet eens door dat het twee aparte series waren, tot aan het eind van dat eerste verblijf van vier maanden, toen Guruji ons een blad papier gaf met een lijst van poses. Ze waren opgedeeld in Primaire, Halfgevorderde, Gevorderde A en Gevorderde B. Vanaf dat moment kregen we de opgave om één serie per dag te oefenen, en dit slechts één keer per dag. En dat terwijl we binnen de twee eerste maanden van ons verblijf in Mysuru (Mysore) zowel de Eerste (Primaire) als de Tweede (Halfgevorderde) reeksen hadden geleerd, en hij ons vervolgens beide reeksen opeenvolgend liet beoefenen, in hun geheel, twee keer per dag.

In die tijd zaten er ook ook minder vinyāsa’s in de Tweede Serie. Er waren geen vinyāsa’s tussen de zijdes (in Pāśāsana, Krouñcāsana, Bharadvajāsana, Ardha Matsyendrāsana, Eka Pāda Śīrṣāsana, Parighāsana en Gomukhāsana). Van aan Śalabhāsana tot aan Pārśva Dhanurāsana werden de āsana’s in groep uitgevoerd, de vinyāsa kwam pas aan het eind. Ūṣṭrāsana tot en met Kapotāsana werden ook tesamen gedaan, met pas een vinyāsa na Kapotāsana. Hetzelfde voor Eka Pāda Śīrṣāsana tot Yoganidrāsana — er waren geen vinyāsa’s tot aan de Cakrāsana na Yoganidrāsana.

Halfgevorderde (Tweede) Serie zoals Guruji die onderwees tijdens onze eerste trip, omvatte ook Vṛścikāsana volgend op Kāraṇḍavāsana. We werden aangeleerd om eerst Piñcha Mayūrāsana aan te houden voor vijf ademhalingen, vervolgens de benen in lotus positie te brengen en te zakken naar Kāraṇḍavāsana, deze pose vijf ademhalingen aan te houden, dan omhoog te komen op een inademing en en op een uitademing direct in Vṛścikāsana gaan, voor vijf ademhalingen. De serie eindigde met Gomukhāsana. David vroeg om meer, en Guruji willigde zijn verzoek in door Supta Ūrdvha Pāda Vajrāsana alsook de zeven kopstanden te onderwijzen. Baddha Hasta Śīrṣāsana A, B, C en D werden eerst aangeleerd, Mukta Hasta Śīrṣāsana A, B en C erna. Guruji vermeldde dat deze uit de Vierde Serie kwamen.

Achteroverbuigingen, zowel vanop de grond (Ūrdvha Dhanurāsana) als staand (het “achterover vallen”) werden aangeleerd ná Tweede Serie, alsook de rest van de eindreeks (Paścimattānāsana, Sālaṃba Sarvāṅgāsana, Halāsana, Karṇapīḍāsana, Ūrdhva Padmāsana, Piṇḍāsana, Matsyāsana, Uttāna Pādāsana en Śīrṣāsana). Tot dusver hadden we enkel Yoga Mudrāsana, Padmāsana en Tolāsana gedaan als slot van onze oefenreeks.

Guruji leerde ons Prāṇāyāma nadat we de volledige Halfgevorderde Reeks hadden gekregen (tegen het eind van onze derde maand in Mysuru, ongeveer een maand na het leren van de volledige Halfgevorderde Reeks).

Het was toen Guruji naar Maui (in Paia) kwam in 1980, geloof ik, dat hij een groot aantal vinyāsa’s toevoegde tijdens het leiden van groeplessen. Toen ik hem vroeg of ik ze wel of niet moest doen in mijn eigen praktijk — aangezien ik tot nog toe zonder oefende, zoals hij me geleerd had — zei hij me om ze er bij te doen om mijn sterkte op te bouwen. Rond die trip in 1980 zaten er nog steeds geen Parivṛtta Trikoṇāsana, Parivṛtta Pārśvakoṇāsana, Utkaṭāsana en Vīra Bhadrāsana in de oefenreeks. (Het was tijdens een volgend bezoek aan de V.S. dat Guruji Parivṛtta Trikoṇāsana en Parivṛtta Pārśvokānāsana toevoegde. Tijdens zijn daaropvolgende bezoek aan Maui zag hij ons Parivṛtta Pārśvakoṇāsana doen, vroeg waarom we dat deden, en zei dat het een “malle pose” was en dat we het zouden moeten weglaten. Maar de hele Maui bende vond ze zo geweldig dat hij ons toeliet om ze te behouden.) (Utkaṭāsana en Vīra Bhadrāsana werden waarschijnlijk in de oefenreeks opgenomen ergens eind jaren 80.)

Oorspronkelijk bestond het Ashtanga leerplan uit slechts vier reeksen; Primair, Halfgevorderd, Gevorderd A en Gevorderd B. Er was sprake van een “Ṛṣi Reeks”, waarvan Guruji zei dat ze beoefend kan worden eenmaal de beoefenaar zich alle vier de series meester gemaakt heeft.


The article is also available in: Japanese and Chinese